Zoeken

Lijsbet Jansdr, weduwe van Henrick Gerritsz van Nieuwenhoven, linnecoopster, machtigt Pauwels Croesbeecq, procureur, om haar financiële zaken voor haar te behartigen. Gedaan bij haar thuis, achter het stadhuis op de Huijbrugge.

Arien Cornelisz Boer, wonende te Sevenhuijsen int Maetvelt, verhuurt aan Vranck Willemsz, wonend in Ommoerden, 4 margen land aan de westzijde van de Ommoertse meer, voor 120 gulden per jaar, met inbegrip van de visserij. De verhuurder behoudt het riet en het hout.

Jan Claesz Bruccher, opperbrouwer en participant in de brouwerij van de Hollantse Thuijn, bekent 6.000 gulden schuldig te zijn aan zijn neef Jan Arentsz, gravemaker van de Noorderkerck in Amsterdam, waarmee o.a. een aantal obligaties zijn afgelost: 2 van 1.000 gulden van 02-03-1650 en 01-04-1653 voor deze notaris, aan Maertgen Pietersdr te Amsterdam, en een obligatie van 1.000 gulden van de Luytherse gemeente, bij notaris Delphius. Als waarborg draagt hij aan Jan Arentsz zijn aanspraken op aandelen in de brouwerij over, zoals die neergelegd zijn in de uitspraken gedaan door Adriaen Ambrosius, Rochus Pervee en Adriaan Vroesen, coopluyden.

Pieter van Hemelscoers, lakencoper, machtigt Tijmen Cornelisz, schipper van hier op Alckmaer, om 162 gulden te innen bij Johan Bijlevelt den ouden en zijn zoon Pieter Bijlevelt, voor kostgeld en kleding in de jaren 1649 en 1650 geleverd aan zijn andere zoon Jacobus Bijlevelt.