Zoeken

Adam Claesz, metselaar, verkoopt aan Olof Jansz, schipper, een huis en erf aan de oostzijde van de Langelijnstraet, belast met 400 gulden. De koper moet de rente betalen volgens de rentebrief van de heer Beaumont, en de belastingen. Belendingen: Claes Claesz, de vader van de verkoper, de weduwe van Arien van Bergen.

Antonis Gerritsz, dienende als matroos bij capiteyn Leendert Haecxwant, bekent 54 gulden schuldig te zijn aan Maerten Jansz, voor kost en inwoning en voorschot. Deze, en zijn vrouw Annitge Jansdr worden gemachtigd dit bedrag bij de Admiraliteyt uit zijn gage te innen.

Jan Jacobsz Vorster uit Rotterdam en Jan Hollaer uit Luckstadt, beide zeevarende matrozen die met capiteyn Banckart uit Vlissingen van Seelant zullen afreizen, machtigen Pieter Willemsz van de Rijs, cruijer, en zijn vrouw Cornelia Huijgens, wonend in de Groenendaal in de Crijtton, bij wie zij logeren, om bij hun overlijden hun gage en bezittingen in ontvangst te nemen en te verantwoorden voor hun erfgenamen.

Lijntge Jansdr, weduwe van Jacob Symonsz, en haar bejaarde schoonzoon Symon Jacobsz, servetwerker, machtigen Gerrit Andriesz Oudewater, wonend in Ter Aar, hun neef, om namens hen 200 gulden plus rente in te vorderen van Neeltge Gerritsdr, weduwe van Corstiaen Harmansz, die zij schuldig is volgens een obligatie van 01-12-1650 bij deze notaris, ten laste van Neeltge Gerritsdr.