Zoeken

Pieter Lambertsz (32) en Willem Ariensz (30), schipper uit Dordrecht, verklaren op verzoek van Cornelis Jacobusz de Soete, pachter van de impost op bier, dat zij in de haven voor de Koestraat een schip met twee bootsgezellen en 7 halve vaten en één ton bier hebben gezien. Jeurefaas Sanders van het impostkantoor wilde weten wat voor bier het schip vervoerde, maar kreeg van de schepelingen geen antwoord. Een van de schepelingen is door de dienaren van justitie op het stadhuis in verzekerde bewaring gesteld.

Stijntgen Aryens van Lodesteyn (23), vrouw van Jan Gijsbertsz, coopman en Jan Claesz van der Croon (23), deurwaarder der Gemeenelands Middelen, verklaren op verzoek van Cornelis Jacobsz de Soete, pachter van de impost op bier, dat Jan van Utrecht, gezworen biersteker, 10 of 11 tonnen bier wilde aangeven, aangevoerd door een Zeeuws schip, waarop hem te verstaan was gegeven dat men het juiste aantal wilde weten. Hij was toen met Antoni Jacobus, schipper van het scheepje, teruggekomen. Deze verklaarde 17 tonnen Engels bier bij zich te hebben die hij wilde aangeven. Jeurefaas Sanders, medestander van de impost, gaf hem ten antwoord dat het te laat was omdat er al was bekeurd.

Jan Dircxsz van Utrecht (69), uit de Westwagenstraat, gesworen biersteecker van de vreemde ofte uutheemsche bieren, verklaart op verzoek van Cornelis Jacobsz de Soete, pachter van de impost op bier, dat hij dinsdagavond 13 januari bij een schip in de haven voor de Beurs is geweest. Het voerde Engelse bieren van Antoni Jacobs van Ziericxee aan. Bij het impostkantoor gaf hij 11 tonnen bier aan, maar men weigerde dit aantal te registreren. De schipper zou vervolgens zelf zijn lading inklaren, maar wachtte daarmee tot de volgende avond toen het bier allang met de kraan uit het schip was gehaald.

Jan Willemsz (40), Claes Aeryensz (42), Gijsbert Jansz (36), Claes Otten (48) en Gilleken Noté (56) verklaren op verzoek van Anthony Baltens, schuytevoerder op Amsterdam, dat zij van Jacob Aeryens, schuytevoerder van Amsterdam hebben gehoord dat toen hij gisteren tegen 6 uur 's avonds hier aankwam hij zijn twee knechts zo dronken in het ruim aantrof dat het leek alsof zij dood waren. Aan de Reynsterwouse Bregge had hij nog vergeefs getracht een knecht van Jacob Harmansz, schipper, over te nemen.