Zoeken

Gosewinus Langenberg en zijn vrouw, Parina van Houtten, benoemen elkaar tot erfgenaam, met een bepaling t.a.v. hun kinderen,Cornelis en Neeltje Langenberg. Hun dochter za., Margaretha Langenberg, vrouw van Jan Goebeecq, heeft haar deel al ontvangen. zij maken nog een bepaling t.a.v. de kinderen van Margaretha, Jan, Pieter en Neeltje Goebeecq. Zij benoemen tot voogden Adrianus van Houtten, haar broer, en Cornelis Langenberg, hun zoon.

Adrianus den Breem, meerderjarige j.m., wonend in de Groenendael, maakt zijn testament. Hij legateert aan Fijtje Claasz, zijn dienstmeid, 25 gulden. Hij benoemt tot zijn erfgenamen, Pieter Oppervelt de jonge, zijn neef, en Sara de Jager, vrouw van Willem van Didam, zijn nicht te Rotterdam.

Maarten Florisz de Wit, commandeur ter walvisvangst, en zijn vrouw, Maria de Wit, beneoemen elkaar tot erfgenaam. Zij verkiezen het aasdoms of Noorhollants versterfrecht. Zij benoemen elkaar tot voogd, naast Arij Florisz de Wit, in dienst van de grote visserij, zijn broer, en bij diens overlijden zijn zoon Leendert de Wit te Delft, en Cornelis de Wit, coopman te Scheveninge, haar broer, en bij zijn overlijden, Simon Berkenbos, schepen te Scheveninge.

Jacobus van Breens en zijn vrouw, Bastiaentje de Wit, benoemen elkaar tot erfgenaam, met een bepaling t.a.v. haar ouders, Maarten Maartens de Wit en Leentje Bastiaens Verdoes.