Zoeken

Abraham Henrixsen Boeckbinders, waard in herberg 'De Steur', en zijn vrouw Neeltge Barentsdr, eerder weduwe van Rijck Mathijssen, verkopen een huis en erf, staande aan de oostzijde van de Westwagenstraat, aan Pieter Jacobsen van den Bosch, schrijnwerker. Dit met vrije waterloop tussen de huizen van Cornelis Bastiaensen de Cruijer en Fob Jansen, scheepmaker.

Het huis en erf wordt ten noorden belend door Willem Houthuijsen, koperslager, ten zuiden door Jacob van Riell, en aan de achterzijde door het huis van de verkoopster dat mede door haar met het verkochte huis in haar huwelijk was ingebracht. Het is belast met een schuld van 2000 gulden aan Iman Imansen, raad ter Admiraliteit.

Crijn Thonissen, timmerman, ziet af van de koop van een huis aan de oostzijde van de Nieuwpoort, dat hij gekocht heeft van Lijsbeth Pieters, weduwe van Loeduwijck Pietersen, en kom met Engbrecht van Berckel, kapitein van de burgerij, overeen dat deze de koop overneemt.

Jacob van Schundelen, chirurgijn, is met Geertruijt Anthonisdr, die hiertoe gelast is door Henrick Robbrechtsen van Bom, wonende te Den Briel, overeengekomen dat haar zoon Johannis van Bom gedurende twee jaar lang bij hem komt wonen als winkelknecht. Geertruijt zal hiervoor 144 gulden betalen. Lijsbeth Jacobsdr, weduwe van Boudewijn Jansen, stelt zich borg.

Joost Jacobsen Boret (tekent als Borat), timmerman, wonende in de Lombardstraat, verhuurt zijn huis en erf, staande en gelegen aan de noordzijde van de Krattesteeg, aan Johannis Claesen Ekaut.