Zoeken

Susannetgen Koninkx, laatst weduwe van Jan Winckelmans, die bij Matthijs van Mullem, brandewijnbrander, woont, herroept haar testament, dat zij 15 september 1635 bij notaris Nicolaes van der Hagen heeft oopgemaakt. Als legaten laat Susannetgen aan Marijtge (Maria), Susanna, Hester, Sara en Elisabeth Konincx en aan Heinrick Koninck, allen kinderen van haar overleden broer Davidt Koninck, o.a. diverse kledingstukken, zilveren voorwerpen en juwelen na. Haar verdere inboedel, kleding, goud, zilver, juwelen, enz. komen toe aan de 5 genoemde dochters van haar broer Davidt, uitgezonderd de obligaties. Verder geeft zij als legaat aan de kinderen van haar nicht Marijtgen Koninckx elk een zilveren lepel, 400 gulden aan de kleinkinderen van wijlen haar broer Ysaack Koninckx en 50 gulden aan de armen van de Vlaemsche Mennonisten Gemeynte, die in de Leeuwestraet vergadert en waarvan tegenwoordig Cornelis Gijsbrechtsz van Erkel en Adriaen Pouwelsz de opzieners zijn. Als enige en universele erfgenamen benoemt Susannetgen elk voor een gelijk deel de genoemde Maria, Heynrik, Susanna, Hester, Sara en Elisabeth en bovendien Abraham Koninck, zoon van genoemde Davidt.
Genoemde Matthijs van Mullem en Francois van Hoogstraten, boekverkoper, zullen de executeurs van de nalatenschap zijn.

N.B. In genoemd testament wordt de achternaam van Susannetgen als Coninx geschreven.

Heinrick Bekx, schoolmeester, en zijn vrouw Andriesken van Suyrendonk blijven bij hun huwelijkse voorwaarden, die zij in juni 1640 bij notaris Gerrit van der Hout hebben opgemaakt, met uitzondering van het volgende. Heinrick legateert aan zijn vrouw al haar kleren, goud, zilverwerk, juwelen, enz., dit in de plaats van haar kindsdeel. Verder laat hij onder allerlei voorwaarden legaten in verschillende sommen geld na aan Catharina Bekx, zijn voordochter, en aan Sara en Anna Bekx, dochters uit zijn huidige huwelijk, die beiden een legaat afkomstig uit de erfenis van hun grootmoeder van moederszijde Matthijsge Stoffels van Gelder toekomt. Voorts wordt in het testament de nalatenschap van zijn overleden zoon Davidt Bekx genoemd, die d.d. 18 juni 1653 bij deze notaris een testament heeft opgemaakt, en een testament van Davidt genoemd dat hij d.d. 3 juni 1656 in Rome? heeft opgemaakt. Aan zijn zoon Stephanus Bekx laat Heinrick zijn spullen uit zijn kantoor en zijn goederen met betrekking tot de school.
Tot zijn universele erfgenamen benoemt Heinrick zijn kinderen uit zijn beide huwelijke. Voor zijn zoon Salomon zal een verrekening plaatsvinden, omdat aan hem al het een en ander is voorgeschoten. Verder treft hij regelingen bij vooroverlijden van één van zijn kinderen. Zijn huidige vrouw zal na zijn dood haar levenlang het vruchtgebruik van zijn bezittingen ontvangen.
Andriesken benoemt haar dochters Sara en Anna Bekx tot haar erfgenamen. Haar man Heinrick mag op zijn beurt zijn levenlang het vruchtgebruik van haar goederen ontvangen.
Tot executeurs van het testament en voogden over de minderjarige erfgenamen worden Abraham Quevellirius, meester op de vierde Latijnse school, en Barnardus Hovius, conrector op dezelfde school, benoemd.

Rombout Jacobsz van den Berch, meester kleermaker, en zijn vrouw Maria Maertens Jongeling benoemen elkaar wederzijds tot hun erfgenaam.

Erasmus Dirckxsz Lageman, glazenmaker, weduwnaar van Neeltgen Goosens,die bijgestaan wordt door Yngetgen Dirkx, weduwe van Pieter Claesz, en Annetgen Aernouts, weduwe van Pieter Krijnen Muys, die bijgestaan wordt door de notaris, maken huwelijkse voorwaarden op.