Zoeken

Jan Jansen van Oosterhout, schipper, verklaart 300 gulden schuldig te zijn aan Gerrit Pietersen van Duijnen, chirurgijn, wegens geleend geld.

Abraham Jacobsen van Uijllenbroek, gehuwd met Margareta Lensen, verklaart het erfdeel te hebben ontvangen dat hem vanwege zijn vrouw toekomt door het overlijden van haar vader Andries Lensen en het overlijden van haar broer Andries Lensen de jonge. Hij heeft dit ontvangen van Jacob Gilsemans, pasteibakker, de voogd van zijn vrouw.

Joannes Honing (Honigh), winkelier, verklaart 543 gulden schuldig te zijn aan Reijnier Schaap, koopman, wonende te Amsterdam, wegens de winkelwaren die hij van Schaap heeft ontvangen.

Pauwels de Hulter, koopman, wonende te Amsterdam, en Aert Simonsen, wijnkuiper, komen overeen om een tussen hen bestaand geschil over een huurcontract ter arbitrage voor te leggen.

Het contract heeft betrekking op het huis van De Hulter, genaamd 'De Drie Dubbelde Gekroonde Meebalen', staande en gelegen op 't West-Nieuwland.

De arbiters maken bij hun uitspraak onder andere een bepaling ten aanzien van gemaakte kosten in de herberg aan 't Zwijnshoofd.