Zoeken

Willeboort Gerrebrantsen van Paridon, wonende te Oegstgeest, verklaart 1500 gulden schuldig te zijn aan Dirk Jansen Messchaart, tinnegieter, wegens geleend geld.

Ruth Janse van Est, wonende op de Doelvaart, verklaart dat hij door Cornelis Ariense Grootswager was misleid tot het laten passeren van een akte ten laste van zijn zoon Jan Rutthen van Est en ten profijte van de minderjarige weeskinderen van zijn overleden dochter Maijken Rutten van Est, die bij haar door genoemde Grootswager waren verwekt. De betreffende akte wordt bij deze herroepen.

Genoemd worden nog:
- Jenneken Jans van Est, het overleden dochtertje van Jan Rutthen van Est.
- Arent Cornelissen Grootswager, zoon van genoemde Grootswager en Maijken van Est.

Pieter Fiool, wijnkoper, verklaart dat hij Jan Mulder, mede wijnkoper, tot aan het einde van de huurperiode nooit zal verzoeken tot het stellen van een borg voor de huur van een huis en erf aan de westzijde van de Oppert, dat door hem voor zes jaar aan Mulder is verhuurd.

Johan Mulder, wijnkoper, en Adriaen Verdoes, actie en transport hebbend van Pieter Fiool, mede wijnkoper, sluiten een overeenkomst over de verschenen en nog te verschijnen huur, zoals deze is bepaald in de huurcedulle van 14-12-1654 tussen Mulder en Fiool.

Adriaen Verdoes treedt mede op namens zijn broer en zusters, die samen met hem erfgenamen ex testamento zijn van Elisabeth Adriaens, in haar leven weduwe van Kornelis Heijndricksen Verdoes, en van Aeltgen Cornelis Verdoes, hun overleden moeder en zuster.