Zoeken

Uit naam van Ysaack van den Biesheuvel vraagt de notaris aan Guilliame van der Sluijs betaling te doen van een door hem geaccepteerde wisselbrief.

De wisselbrief, opgesteld te Londen op 19 april 1661 en ter waarde van 100 pond sterling, moest aanvankelijk worden voldaan aan Abraham Dolius junior, maar is achtereenvolgens overgedragen aan Fredrik d'Orville, Roelof Herincx, en Van den Biesheuvel.

Jan Digmansse Hallingh, die een conflict heeft met Maria van Wouw, weduwe van Otto Selckert, over een muur, verzoekt de notaris om voor hem te gaan naar Allardt van Couwenhoven, geadsumeerd of geadjungeerd secretaris, en deze een kopie te geven van zijn bewering. Hallingh beweert dat sinds Maria van Wouw een verbod heeft ten aanzien van het door haar begonnen werk, er een stuk lood, waar zijn waterafvoer in uitkomt, is afgesneden.

Genoemd worden verder nog:
- n.n. Oudaen
- Joannes Mulder, gemachtigde van Hallingh
- kamerbewaarder Sonnemans
- schepen Jacobus Quack

Op verzoek van Willem Brugman, koopman te Amsterdam, is de notaris gegaan naar herberg 'Het Schilt van Vrankrijk', naar Lambregt Bolle, doctor in de medicijnen. Dit vanwege een compromis dat Brugman als eiser heeft gesloten met Jan Bolle, gedaagde, de broer van genoemde Lambregt. Tussen Brugman en Jan Bolle was proces ontstaan bij het gerecht te Amsterdam. Zij waren daarna overeengekomen de zaak ter arbitrage voor te leggen aan Jacob Quack, schepen, en Eeuwout Couwenhoven, vredemaker. Lambrecht Bolle heeft zich daarbij voor zijn broer borg gesteld.

Dirck van Beaumont, U. van Zoelen, en Harmen Cock, als voogden van Dirck Dircksen Groenhout, Abraham van de Wercken en Anna van de Wercken, allen nagelaten minderjarige kinderen van Matta Kock, verzoeken de notaris om voor hen te gaan naar Embregt van de Wercken, weduwnaar van genoemde Matta Kock. De notaris dient hem te vragen of hij bereid is om binnen veertien dagen met hen de nagelaten boedel van zijn overleden vrouw te verdelen.