Zoeken

Marijtge Jans, wonende te Nieuwerkerk, laatst weduwe van Pieter Jorisen Fuijck, geeft aan elk van haar drie dochters, genaamd Adrijaentge Claes, Maertge Claes en Jannetge Claes, een ring, die zij ter nagedachtenis aan haar mogen behouden, zonder dat haar zoon Adriaen Claesen de Jong daarvoor na haar dood geld zal mogen eisen uit haar boedel.

De schepen Johan van Wassenhove machtigt oud-burgemeester, raad en vroedschap Johan van Berckel, om voor hem de zaak waar te nemen die hij voert tegen makelaar en pondgaarder Willem van Nimwegen.

Johannis Clock, chirurgijn in het ambacht Berckenwoude, bekent wegens geleend geld een bedrag van 300 gulden schuldig te zijn aan zijn oom Laurens Huijssens te Schiedam.

Claes Fransen van Hil en zijn vrouw Adriaentgen Adriaens, wonende te Fijndert (Fijnaart), machtigen Pieter van Dulcken, procureur te Fijnaart, en Jan Abrahamsen, vorster, om bij de schepenen van Fijnaart een partij land te hypothekeren, gelegen aldaar in de Ouden Fijndert aan de Stoofdijk. Dit als onderpand voor een bedrag van 980 gulden, dat zij schuldig zijn aan Johan van Wassenhove, schepen alhier, volgens een obligatie, gepasseerd voor notaris Christiaen Losecaet op 24 april 1656, en als onderpand voor de terugbetaling van 712 gulden aan Arij Pietersen Rolaf.

N.B. Het laatste gedeelte van de akte ontbreekt.