Zoeken

Huijbrecht van Meurs, koopman, machtigt Jacob Havelaer, om uit zijn naam de uitspraak te bevorderen van de arbiters die volgens de akte van submissie, gepasseerd bij notaris Adriaen van Aller op 16 februari jongstleden, door hem, ter ene zijde, en Lodeweijcq Pijliser cum suis, ter andere zijde, zijn gekozen.

De schepen Jan van Wassenhoven draagt het recht op een bedrag van 712 gulden, dat hij wegens geleverde bieren tegoed heeft van Claes Fransen van Hil, over aan Arij Pietersen Rolaf, wonende in Heijningen, en bekent hier voor betaald te zijn. Verder bekent hij tevreden te zijn met de betaling van 980 gulden, voor een obligatie die genoemde Van Hil ten profijte van hem op 24 april 1656 heeft laten passeren bij notaris Christiaen Losecaet.

N.B. de akte is niet compleet.

Pieter Teunissen Outraet, lakendrappier, wonende te Schiedam, herroept zijn testament van 2 februari 1662 en het legaat van 2000 gulden, dat hij daarbij heeft gestipuleerd ten profijte van Nicolaes Meijer, diens vrouw, en bij vooroverlijden hun na te laten kind of kinderen.

Commer Gerritssen Capiteijn, wonende in Rijnland, en Adriaen Mattheeussen Bleijswijck, wonende te Leiden, stellen zich borg voor Pieter Nieustadt, wonende te 's-Gravenhage, ten behoeve van het gemeeneland van Holland en West-Friesland. Dit voor de voldoening van de pachten die Nieustadt in de aanstaande verpachting zal komen in te pachten of aan te staan.

N.B. Einde van de akte ontbreekt.