Zoeken

Johan Joorisz is 2060 gulden schuldig aan Pieter Pietersz Cranendonck, schout, in verband met de koop van 4 morgen land met alle gewassen die daarop staan, enz., gelegen in de Negende Hoeve, waar Johan Joorisz woont. De kerk bezit tevens land in deze hoeve. Het land wordt ten oosten begrensd door de Achtste Hoeve, die kinderen van Jacob Bol c.s. toekomt, en ten westen door Pieter Woutersz en de Tiende Hoeve. Een jaarlijkse losrente van 10 gulden met als hoofdsom 160 gulden ten profijte van de heer van Heerjansdam en nog een jaarlijkse losrente van 20 gulden met als hoofdsom 300 gulden ten profijte van het Gemeenelant van Smeetslant worden verrekend.

Pieter Huijbrechtsz, schout van Rhoon als voogd over zijn minderjarige kinderen, van wie Neeltgen Cornelisdr de moeder is, samen met Pieter en Laurens Cornelisz en Cornelis Jansz, allen namens Cornelis Willemsz, man van hun zuster Adriaentgen Cornelisdr, allen kinderen en erfgenamen van wijlen Beatrich Pietersdr uit Barendrecht, verkopen aan Pieter Woutersz 4 hont land met toebehoren, gelegen in de Zevende Hoeve van 20 morgen. Het land wordt ten oosten begrensd door Dirck Fijck van Hove c.s. en de Zesde Hoeve en ten westen door de kinderen van Jacob Bol c.s. en de Achtste Hoeve.
Jannitgen Symonsdr, weduwe van Cornelis Pietersz Ouden, geassisteerd door haar voogd Leendert Japhertsz verkoopt aan genoemde Pieter Woutersz 1,5 hont land, gelegen in de Zevende Hoeve, begrensd als boven.

Adriaen Wittensz, schout van Kralingen, stelt zich borg voor de ontvangst van 150 gulden. Heindrick Pietersz, notaris in IJsselmonde, heeft een machtiging van Cornelis Cornelisz, lakenkoper in Maasland, vanwege Heindrick Stevensz, zijn vroegere compagnon, om in IJsselmonde en elders het geld bij hun debiteuren te innen.
Mocht blijken dat Heindrick Pietersz geld ten profijte van Cornelis ten onrechte heeft geïnd, dan wordt het terugbetaald aan de debiteuren.

Lenert Lenertsz Francken, timmerman, is 200 gulden aan de baanderheer Merode, Petershem, etc., ambachtsheer van IJsselmonde. De schuld betreft diverse zaken, o.a. een obligatie d.d. 3 januari 1597 en onbetaalde tienden onder Ridderkerk en IJsselmonde. Emondt van Jonckholdt, gewezen rentmeester van de ambachtsheer heeft de zaken indertijd behandeld. Aan deze schuld is een jaarlijkse losrente van 12 gulden t.b.v. de ambachtsheer verbonden. Als onderpand brengt Lenert zijn huis en erf met 6 morgen land in, gelegen aan het oosteinde van het dorp in de Eerste Hoeve, genaamd de Waterkering, ten oosten begrensd door het Willaertsdijcxken of Waterkeringe, ten westen door Pauwels van Alckemade c.s., ten zuiden door jonkheer Pieter, heer van Rhoon, en ten noorden door Harmen Oem. Lenert heeft in een akte, d.d. 26 maart 1598 voor schout en heemraden opgemaakt, bepaald dat, als zijn 7 kinderen huwen, zij elk 200 gulden ontvangen.
N.B. In de kantlijn staat vermeld dat deze schuld d.d. 1 mei 1641 aan rentmeester Pieter van Golen is afgelost.