Zoeken
1.178 zoekresultaten
sorteren op:
Titel | Auteurs | Jaar van uitgave | Documentsoort | |
---|---|---|---|---|
Verantwoordinge van P. vander Slaart, tegen de beschuldiginge hem opgetigt in het Natuerkundig vertoog over de onmogelijkheid der zoo genaamde sympathetische werkin van Dr. Herman Lufneu. Rotterdammer stads-arts : hier is ingelast het getuigschrift van T. Cremer &c. wegens de genezinge van een beenvreter &c door de sympathetische werkinge van de heer Reddewits | 1697 | Publicatie | ||
Een groote partye rouwe Osnabrughs, Munsters geverft en ongeverft, mitsgaders, Ransdorpse, Heynfurts, Westphaelse, Mels, en Bremer lywaten, en eenige stucken sakdoek, te koop tot Rotterdam : burgemeesters ende regeerders der stadt Rotterdam, sullen neffens commissarissen by haer Ed. daer toe aengestelt, op Banck van Leeninghs recht, doen verkoopen op Vrydagh, den 4. November, 1673 dese naervolgende soorten en getal van lywaten enz. | 1673 | Publicatie | ||
't Geluk der ware geloovigen in haar dood en opstandinge : by occasie van het zalig overlijden van D. Petrus Plancius, gewesen trouw en waardig leeraar in de Gemeynte den Heere Christo vergadert, binnen Rotterdam ; kortelijk voorgestelt uyt Psal. 116: 15 en 1 Tess 4: 17. door des overledenes amptgenoot en mede-arbeyder | Wilhelmus (W.) Eversdyk | 1690 | Publicatie | |
De gods-dienst van een edelman, met hare gronden en redenen : waar in de waarheit der Kristelijke godsdienst in 't algemeen word verdedigt; hare eenvoudigheit bevestigt; en zommige regelen, dienende tot aanleiding om hare byzondere leerstukken en geboden te ontdekken, worden voorgestelt beschreven in het Engels door een onbeampt edelman | 1694 | Publicatie | ||
Geestelijken olie-hoorn : uyt-gestort, over de achtbare, wijse, voorsienige heeren, mijn heeren, de blijvende en nieuw-aankomende burghermeesteren en schepenen der vermaarde koopstad Rotterdam; met verclaringe van de woorden des propheten Davidts; Psalm. 82. vers. 6. 7. | Jacobus (J.) Stermont | 1643 | Publicatie | |
Replyke op d'antwoordt van N.N. een vermomt sociniaen, onder den naem van een gereformeert Hollander : nopende de lasteringen tegen de discipline en leere der Rotterdamsche predicanten; waer in verhandelt wordt de questie of de dwalende in conscientie van de magistraet mogen bedwongen worden; hier is noch by gevoegt de questie uyt Abrah: Calorio, of de socinianen christenen mogen genaemt worden | A.P.S.R. (pseud. van A. Petrejus) | 1655 | Publicatie | |
Antwoordt op de replike die A.P.S.R. gestelt heeft tegen den brief van de Gereformeerde Hollander : waer in ondersocht wordt of men de ketters en bysonderlijk de geene die men Sociniaenen noemt, met de doodt, oft eenige andere politijcke straffen mach en moet straffen | 1655 | Publicatie | ||
Een praetje over tafel, tusschen een Remonstrant, Waterlandts-Doopsgesinde, ende den waerdt; behelsende consideratien over den vrede-handel, nu tusschen de Remonstranten en de Waterlandsche-Doopsgesinden tot Rotterdam, voorgevallen; waer van sy nu de stucken hebben uytgegeven; betoonende oock, ter dier occasie, de rechte natuur der onderlinge verdraeghsaemheydt, en hoe die beyder zijden gepractiseert wordt | 1671 | Publicatie | ||
Remonstrantie by de zes colloquenten vander Remonstranten weghen in de Haeghsche conferentie bekent, over-ghegheven aen de E.M.H. Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt en september lest-leden; waer in sy hare bedenckinghen openen over het houden der synoden, ende billicke conditien voorstaen, op de welcke sy bereydt zijn in de zelve synoden te verschijnen | Johannes (J.) Uytenbogaert | 1618 | Publicatie | |
Bondige verantwoordingh van de resolutie by de Broeders Diaconen genomen op den 13. may 1654 : tegen het onhebbelijck en vinnigh geschrift, onlanghs uytgekomen op de naem van den vrolijcken democrijt, lacchende met 's werelts ydelheden, en de tegenspraeck van den weenenden Heraclytus. Nodig gelezen te worden om d'oogen-openaer zijn oogen beter te openen. Door een onpartijdigh oordelaer | 1655 | Publicatie | ||
Gods oordeel over Zion, beschouwt in het overdroevig afsterven van de doorluchtigste vorstinne Maria, koninginne van Engeland, Schotland, Vrankrijk en Ierland, beschermster des geloofs, &c., &c. &c. : en voorgestelt aen de gemeynte Jesu Christi tot Rotterdam, over klaeglied 2 : vers 1; op den dag van haer majesteyts begraeffenisse den 15 maert 1695 | L. (L.) de With | 1695 | Publicatie | |
De zeekerheid van der vorsten dood, agtervolgt met haar heenen gaan na 't graf, en het noodzakelijk gebruyk voor de nog levende nader uitgebreid en toegepast, op de alderbeklaagelijkste dood, en begravinge van den door-lugtisten vorst Willem de III, koning van Engeland, Schotland, Vrankrijk en Yrland, erffstadhouder, &c. : beschermer des geloofs, voorgestelt aan de gemeynte J. Christi tot Rotterdam, over psal. 146 : 3,4 | Roy, Daniel le | 1702 | Publicatie | |
Onse Vader: dat is, verklaringhe hoe God de Vader des Heeren Jesu Christi Onse Vader mede is ende wy zyne lieve kinderen zijn eerstelijck van eeuwicheyt aen door onser ghenadiger aen-neminghe door onsen lieven Heere Jesum Christum ende daer nae in der tijdt door de scheppinge ende voortbrenginge ofte gheboorte doch insonderheyt door de wedergeboorte ende voorts door zijn vaderlijcke voorsienicheyt regeringhe ende onderhoudinge verschijninge ende roepinge mitsgaders den eeuwichduerigen bystandt ende bewaringe van ons ende niet van d'andere | Adriaan Joriszoon (A.JZN.) Smout | 1618 | Publicatie | |
Sekere missive geschreven wt den raet vande e. moghen. heeren Staten, aende Classis van Rotterdam, ghedateert als te sien is den 11. martij 1610, daer wt men sien ende verstaen can, het wit ende voornemen D Arminio, S by dito der e. moghen. heeren Staten, de Staten van Hollant ende West - Vrieslant | 1612 | Publicatie | ||
Aenwysinghe vande onbehoorlicke wyse van doen, die M. Adrianus Smoutius ghepleecht heeft in syn boeck, 'twelck onlangs weghegheven ende ghenaemt heeft Eendracht &c.; tot waerschouwinghe van vele eenvoudighe luyden, die door sulcke ofte diergelycke oproerighe schriften, tot quaet ghevoelen teghen den eerweerdighen ende hooch-gheleerden D.D. Arminium, ende eenighe andere predikanten hier te lande, opgheruyt ende opghehitst konnen worden, ofte alreede opgeruyt zijn : een verhaal uit het Rotterdamsche volksleven tijdens de kerkelijke beweging, 1606-1613 | Petri (P.) Cupum | 1610 | Publicatie | |
Onschuldt ende afwijsinge Adriani Smoutii over 'tghene hem van weghen de t'onrecht-verdachte predikanten toeghewesen is, in hun Aenwijsinghe van de onbehoorlijcke wijse van doen, &c. onder den name P. Cupi ende de letteren C.S.a.G. binnens maendt wtghegheven | 1610 | Publicatie | ||
Onderzoeck over d'onschult ende afwijsinghe Adriani Smoutii : waerin bewesen wordt, dat D. Smoutius sick niet alleen na behooren niet onschuldicht, maer oock P. Cupo nieuwe oorsaeck heeft gegeven, om hem meer ende meer sijne onbehoorlijcke wijse van doen, so in sijn Eendrachts voor-rede, als in sijn onschult gepleecht, aen te wijsen | Petri (P.) Cupum | 1610 | Publicatie | |
Kort ende christelijcke examen, over de leer-poincten, die ten huydighen daghe in gheschil ghetrocken werden, ofse het fondament der saligheyt raken ofte niet?; hoe weynich datse importeren, ende hoe men dezelfde, zonder quetsinghe van fondamentele waerheyt d'een met den andere kan vereenighen, ofte ten minsten verdraghen | F. (F.) Lansbergius | 1612 | Publicatie | |
Korte ende grondighe refutatie, oft wederlegginghe van een zeker boecxen onlancx in druc uytghegheven, door eenen onghenoemden liefhebber der waerheyt, op den name van Adam Hertwech van Rotterdam, als den auteur der zelver, int welcke hy met eenighe frivole ende onghefondeerde argumenten wil bewijsen, dat ghelovige, wat mogelijcke sonde datse doen, evenwel zullen salich wesen, ende niet en konnen verloren gaen : hier is noch achter by ghevoecht, syne grove ende zeer absurde bekentenisse | Nicolaas (N.) Grevinchoven, -mei 1632 | 1612 | Publicatie | |
Defensie van Adam Hartwech beyde met redenen, waerom hy den wederlegger syns briefs niet anders en antwoort: als ooc met syn eenvoudighe verklaringhe ende bekentenisse teghens de beschuldighen, ende ghetuychnissen die hem lasterlijck nae gaen : hier is noch achter by ghevoecht, syne grove ende zeer absurde bekentenisse | 1612 | Publicatie | ||