Zoeken

- Jacobus van Breen leent van
- Abraham Uijtenboogert 1000 gulden met als onderpand de woning gelegen aan de westzijde van de Oude Haven te Delfshaven. Hij betaalt voor deze lening als aflossing jaarlijks een bedrag van 100 gulden tegen een rente van 3 gulden en 10 stuivers.

- Magdaleentje van Groeningen, verlaten vrouw van:
- Pieter Sprot is rechthebbende op de legitieme portie in de nalatenschap van haar overleden zoon:
- Willem Kattenas die in 1744 met de "Vrijheid" naar Oostindie voer, als ondertimmerman, in dienst van de Oostindische Compagnie, Kamer van Delft. Hij is overleden in Oostindie.
- Cornelia de Lange, weduwe van:
- Cornelis Hartman, is volgens dit testament de universele erfgenaam. Het testament is van 20 maart 1744.
- Cornelis de Ruijter, oud-commisaris en
- Phillippus Zilo, boelhuismeester zijn gemachtigd om de afrekening van de gage en de boedel af te handelen.

- Joost Heeren gehuwd met:
- Trijntje Meulenbelt, wonende te Schoonderloo, maken een testament op de langstlevende. De voogdij over mogelijke kinderen komt te liggen bij de langstlevende. Bij overlijden van de laatste wordt de voogdij overgenomen door
- Arij Hoornweg en
- Hendrik de Groot.

- Magteltje Kreijsman, weduwe van:
- Frans Jacobse Broer, legateert aan:
- Catharina Broer, vrouw van:
- Arij van 't Hof,
- Jaapje Broer, vrouw van:
- Theuijnis Ravesteijn,
- Franseijntje Broer, en
- de kinderen van haar overleden zoon:
- Jacob Broer
30 gulden.
Erfgenaam is:
- Catherina van Duijl weduwe van:
- Jacob Broer.
Tot voogden over de kinderen zijn benoemd:
- Arij Hoornweg, baas timmerman bij de Oost-Indische Compagnie, kamer te Delft en
- Gerrit Ravesteijn.