Zoeken

Jan Evertsen Roese (Roessen), bakker, verklaart wegens door hem ontvangen tarwe een bedrag 43 gulden schuldig te zijn aan Cornelis Willemsen de Grijse, koopman, wonende in Stad aan 't Haringvliet. Roese verbindt zijn huis en erf, genaamd 'De Drie Krakelingen', staande en gelegen aan de noordzijde van de Vissersdijk, tot onderpand.

Jan Jansen Snaets, kapitein geweldige provoost bij de admiraliteit, ter ene zijde, en Sophia Snaets, Adrijaen Houtman, gehuwd met Catarina Snaets), doctor Harmannus Heemsinck, gehuwd met Maria Snaets), en Bernard van Outheusden en Jacob Harmansse Delffgaeu (als testamentaire voogden van Govert Snaets, Wilhelmina Snaets, en Jan Snaets de jonge), allen kinderen en erfgenamen van Catarina Goverts, weduwe van Jan Jansen Snaets, hun moeder, ter andere zijde, komen overeen om een tussen hen bestaand geschil voor te leggen aan de notarissen Adrijaen Kieboom en Jacobus Delphius.

Jan Jansen Mout en Maarten Gerritsen de Wit, schipper, gehuwd met Jannetje Jans Mout, namens henzelf alsmede als voogden van de kinderen van wijlen Crijntge Jans Mout, allen erfgenamen ab intestato van Jan Jansen Mout, respectievelijk hun vader, schoonvader, en grootvader, verklaren dat zij hetgeen wat hen is aanbestorven door het overlijden van genoemde Jan Jansen Mout, hebben ontvangen van hun moeder Maartge Jans en hun gewezen voogd Matthijs Matthijsen Jongelingh.

Pietertge Ariens, wonende te West-IJsselmonde, weduwe van Aert Adriaense Hacke, in zijn leven schout van West-IJsselmonde, verklaart 300 gulden schuldig te zijn aan Maertge Barens, wegens geleend geld. Jan Cornelissen Bijderveer, wonende te Oost-IJsselmonde, stelt zich borg.