Eén van de kenmerken van de 19e eeuw is de snelle groei van de steden. Vooral in de tweede helft van die eeuw is dit het geval. In Rotterdam zijn door de aanleg van de havens en de daarmee gepaard gaande groei van haven- en industriecomplexen veel nieuwe werknemers nodig. Tussen 1860 en 1900 verdrievoudigt de bevolking; rond de eeuwwisseling wonen er ruim 300.000 mensen in de Maasstad. Dit aantal zal in de jaren tot aan 1940 nog eens verdubbelen. Voor alle mensen die zich in de stad willen vestigen is weinig plek. Ruim voor de grote bevolkingstoename barst de stadsdriehoek al uit zijn voegen.

De groei van de stad 
Het grondgebied van de gemeente Rotterdam neemt zoals uit bovenstaande kaart blijkt na 1880 flink toe. De periode van grote expansies begint met 'de Sprong naar Zuid' wanneer het gemeentebestuur in 1869 delen van Charlois, Katendrecht het eiland Feijenoord annexeert ten behoeve van de aanleg van de Noorderhaven (later Koningshaven), Spoorweghaven en Binnenhaven en de spoorlijnverbinding naar het zuiden. De stad laat in die tijd het oog vallen op omliggende polders en dorpen die economisch interessant zijn vanwege hun gunstige ligging aan de Maas. Door de ingebruikneming van de Nieuwe Waterweg is het scheepvaartverkeer enorm toegenomen. Om de groei voor te blijven worden achter elkaar nieuwe havens aangelegd. Daarvoor is veel meer grondgebied langs de Nieuwe Maas nodig. Door de annexatie van Delfshaven (1886), Charlois en Kralingen (beide 1895) kan de stad haar ambities waarmaken en breidt zo de havencapaciteit enorm uit. Van het grondgebied van Charlois en Katendrecht blijft na de aanleg van de Rijn-, Maas- en Waalhaven niet veel over. In 1914 komt een gebied van in totaal 2933 hectare bij Rotterdam. Het gaat om het dorp Hoek van Holland en delen van de omliggende gemeenten 's Gravenzande en Naaldwijk. Het overvolle, kleine Rotterdam van 1850 groeide uiteindelijk door alle annexaties van omliggende gemeenten van nog geen 750 hectare oppervlak in 1860 naar 10.000 hectare in 1930.

Bevolkingsgroei en migratie
Niet alleen het grondgebied groeit, ook het inwoneraantal van de Maasstad neemt na de tweede helft van de 19e eeuw snel toe. Tussen 1880 en 1890 groeit het aantal Rotterdammers van 150.000 naar 319.000 personen. Mede dankzij een betere hygiëne, o.a. door de aanleg van rioleringen daalt het sterftecijfer. De bevolking van Rotterdam neemt natuurlijk ook toe als gevolg van de de verschuivende gemeentegrenzen bijvoorbeeld richting Schiedam en Overschie en vanwege de annexaties van omliggende gemeenten. Het demografische effect van de annexaties is vooral zichtbaar in de jaren tussen 1880 en 1900 wanneer Rotterdam Delfshaven (1886), Kralingen en Charlois (beide 1895) inlijft.

De nieuwe havens en industrieën trekken veel werkzoekenden aan die zich tijdelijk of voor vast in Rotterdam vestigen. In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw migreren veel mensen van het platteland naar de stad. Vooral na 1880 trekken grote aantallen boeren uit Zeeland, Brabant en de Zuid-Hollandse Eilanden naar Rotterdam. Gebrek aan sociale voorziening dwingt de landarbeiders te verhuizen naar stad. Zij zijn op zoek naar ander werk vanwege een crisis in de landbouw die veroorzaakt wordt door de import van goedkope producten uit de VS en Canada. Vanwege de aanleg van havens en de bouw van bruggen, handelsterreinen en spoorwegemplacementen is er in Rotterdam volop behoefte aan laaggeschoolde arbeiders. In de 19e eeuw heeft de mechanisatie nog niet de vlucht genomen die het in de 20e eeuw zou krijgen waardoor er veel arbeidskracht nodig is om schepen te laden en te lossen. De groei van de bevolking brengt uiteraard ook nieuwe werkgelegenheid met zich mee: er is werk voor bijvoorbeeld middenstanders, leraren, verplegers, dienstmeisjes en beroepen in de havengebonden dienstverlening en nijverheid. Migratie is voor de eeuwwisseling een belangrijke oorzaak voor de demografische groei van de stad. In meer dan 90 procent van de gevallen gaat het om binnenlandse migratie.