Uw zoekacties:

7-01 Archieven van het ambacht en de gemeente Overschie

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
7-01 Archieven van het ambacht en de gemeente Overschie
Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Titel:
Geschiedenis van de archiefvormer
Ontleend aan de inleiding op de inventaris van de archieven van Overschie en Schiebroek, 1962.
Omstreeks het jaar 993 wordt gesproken over een kapel te Schie en deze kapel wordt ook vermeld in een charter van 28 december 1063. Helbers neemt aan, dat de eerste bewoning hier omstreeks 930 moet zijn geweest en reproduceert in zijn werk uit het Cartularium Egmundense de regel waar gesproken wordt over de schenking van Arnoud, graaf van Holland, en diens vrouw Luitgard, aan de abdij te Egmond van o.a. de kapel te Schie met het tiendrecht aldaar.
Wij vinden deze schenking ook vermeld in regest No 2 in het werk van Unger. Het patronaatsrecht van de kerk te Schie behoorde aan de abdij te Echternach, en door bovengenoemde schenking maakte graaf Arnoud inbreuk op de rechten van de abdij. Vandaar dat in 1063 de abt van de abdij zich tot de bisschop van Utrecht wendde om zijn verloren bezittingen terug te krijgen. Na jarenlang touwtrekken werd in 1156 een schikking getroffen, waarbij de abdij te Echternach landerijen op Schouwen verkreeg in ruil voor de kerken te Schie en Vlaardingen. Tussen 1083 en 1120 wordt de benaming Oldschie gebruikt, welke later in die van Ouderschie is overgegaan. Wegens de indijking van Schie, was er een dam gelegd in het water de Schie, waardoor Schie nu de naam van Schiedamme verkreeg.
Op de gorzen buitendijks ontstond een gehucht, dat men met de benaming Nieuwerschie aanduidde. Deze gorzen werden later ingedijkt en daarvoor werd ten zuiden van de oude dam een nieuwe aangelegd. Sindsdien heette Nieuwerschie toen Nieuw-Schiedamme. Om verwarring te voorkomen noemde men Schiedamme (het voormalige Schie) thans Oud-Schiedamme. Toen later de oude dam in de Schie werd opgeruimd, had deze benaming weinig zin meer en kwam de benaming Ouderschie in zwang, welke eeuwen later door verbastering in de naam Overschie zou overgaan. De situatie was nu zodanig dat het dorpje, dat binnendijks was gelegen, Ouderschie heette, en dat het gehucht buitendijks Nieuw-Schiedamme werd genoemd. In latere tijd sprak men van Schiedam. In dit laatste dorp nu, werd in 1258 door Aleyd van Holland, weduwe van Jan van Avennes, een kerk en een gasthuis gesticht, waarmede de grondslag voor het tegenwoordige Schiedam werd gelegd. Daar er wrijving ontstond over het gebied van de parochies, werden deze in 1264 gescheiden.
Een tweede verandering had plaats in 1343 door het graven van de Rotterdamse Schie: de oorsprong van de twisten tussen Rotterdam en Delft. De stad Delft voelde zich benadeeld door het graven van dit water en zag in 1389 kans van hertog Albrecht een consent te verkrijgen voor het graven van een vaart, de latere Delfshavense Schie. In 1412 verkreeg Rotterdam het recht van Willem van Beieren om juridische aanspraken te doen gelden op gronden ter weerszijden van zijn vaart. Delft verkreeg dezelfde rechten voor zijn Schievaart in 1425. Door deze aanspraken ontstonden de Poorterijen van Rotterdam en Delft, welker bestaan aanleiding gaf tot velerlei langdurige moeilijkheden. Na het graven van de Delfshavense Schie trachtte Delft zich meester te maken van de aanliggende ambachten en dat hierdoor, vooral in de 17e eeuw, moeilijkheden over de verlijen van deze ambachten ontstonden, behoeft geen betoog.
Zoals uit het archief blijkt, wordt er voortdurend gesproken over het ambacht Overschie en Hogenban. Is hierboven reeds uitvoerig gesproken over de voorgeschiedenis van Overschie, thans is Hogenban aan de beurt. Den Hoogenban, zoals het meestal genoemd wordt, was vroeger een afzonderlijke ambachts-heerlijkheid, genaamd Heer Otgiers gerechte van Cralingen. Het geslacht Van der Lecke was er mee beleend, totdat in 1511 Aleyd van Kijfhoeck de ambachtsheerlijkheid verkocht aan Jan Pieter Jansz., ten behoeve van de stad Rotterdam. Deze koop werd echter genaast door graaf Hendrik van Nassau, als naaste bloedverwant van de Van der Lecke's, in 1512; waarbij den Hoogenban bij consent van de keizer verlijd werd aan Floris van Assendelft. Sindsdien bleef deze heerlijkheid in het bezit van dit geslacht totdat Johan van Assendelft in 1596 haar verkocht aan de stad Delft.
Desondanks meende de stad Rotterdam aanspraken op deze heerlijkheid te kunnen maken en liet zich met deze ambachtsheerlijkheid fictief belenen tot 1673 toe. Ook hierdoor ontstonden allerlei juridische geschillen en wrijfpunten. Intussen had Delft zich in 1492 in het bezit gesteld van de ambachtsheerlijkheid Ouderschie door aankoop van de Van Naaldwijk's. Uit een register aanwezig op het gemeente-archief te Delft, blijkt dat omstreeks 1600 de ambachten Ouderschie en den Hoogenban afzonderlijke schepencolleges hadden en dat zij in 1605 gezamenlijk één bestuur kregen. Sindsdien sprak men van de ambachtsheerlijkheid Overschie en Hogenban
De regeringsfuncties waren in dit ambacht op dezelfde wijze ingericht als in de meeste dorpen in Zuid-Holland. Aan het hoofd stond de schout, bijgestaan door zeven schepenen. Daar dit ambacht de lage jurisdictie bezat, waren zij ook belast met de rechtspraak in civiele zaken. De hoge jurisdictie was bijzonder ingewikkeld: er waren vijf districten, t.w. de poorterij van Delft, de poorterij van Rotterdam, Delfland, Schieland en Mathenesse. Hieruit blijkt dat Delft, Rotterdam en de hoogheemraadschappen het voornamelijk voor het zeggen hadden op crimineel gebied. Talloze moeilijkheden en twisten waren het gevolg van deze verdeeldheid. Ook wees- en boedelzaken werden door schout en schepenen behandeld, terwijl bij waterstaatszaken ook de ambachtsbewaarders werden betrokken. Lange tijd werden de vergaderingen gehouden in de herberg "De Vergulde Valk". Elk jaar werd aan de stad Delft, als ambachtsheer, een dubbeltal personen opgegeven, waaruit schepenen, kerken armmeesters werden gekozen. Deze gang van zaken werd regelmatig voortgezet tot de woelingen van de Franse tijd.
Op 20 maart 1795 nam het Comité Revolutionair te Overschie, bijgestaan door twee afgevaardigden van het Verenigd Comité van Omwenteling te Amsterdam, het heft in handen. De oude regering werd ontslagen. Er werd een municipaliteit ingesteld, bestaande uit een schout, zeven leden en een secretaris. Deze regering hield het uit tot 27 maart 1798, waarop zij op haar beurt ontslagen werd en vervangen door een nieuwe, thans bestaande uit vijf leden, een president, een schout en een secretaris. Deze functionarissen werden aangesteld door de Agenten van het voorlopig gewest Holland ter reorganisatie van de Municipaliteiten in het district de Schie. Op last van het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig gewest Holland werd dit bestuur op 20 augustus 1798 ontslagen en werd overgegaan tot de instelling van een nieuw, bestaande uit een president en vijf leden.
Op 26 januari 1799 werd de ontslagen schout in zijn functie hersteld, hetzelfde geschiedde met de secretaris op 30 april daaraanvolgende. De schout, die vroeger het hoofd van het bestuur was, had thans een adviserende functie gekregen. Op 16 september 1802 werd een Commissie van vijf ingezetenen benoemd om een ontwerp te vervaardigen voor de inrichting van het gemeentebestuur in opdracht van het Departementaal Bestuur van Holland. Op 5 november daaraanvolgende werd het concept aangeboden, met als gevolg, dat bij besluit van 11 januari 1804 een gemeentebestuur werd benoemd, bestaande uit zeven leden, onder wie een president. Op 18 januari werden de leden van de vorige regering ontslagen, echter onder voorwaarde, dat zij lid bleven van de civiele rechtbank, totdat een nieuwe zou zijn ingesteld. Dit geschiedde nog in hetzelfde jaar.
Met ingang van 28 juni 1811 werd de maire aangesteld als hoofd van het bestuur. Op 5 december van dat jaar werd wederom een nieuw bestuur benoemd, bestaande uit een maire, een adjoint-maire, en tien leden van de municipale raad. Tegelijkertijd werd het ambacht Schiebroek met dat van Overschie en Hogenban verenigd tot één gemeente. Ook de poorterijen van Delft en Rotterdam kwamen bij de nieuwe gemeente, zodat toen tevens een einde kwam aan alle juridische moeilijkheden. Daar er voor de functie van maire weinig animo bestond - de aangewezene bedankte voor die eer - duurde het tot 6 januari 1813, voordat zij aanvaard werd. Na de Franse overheersing werden bij het bekende besluit van 26 maart 1814 de heerlijke rechten hersteld. Ook werd de gemeente Schiebroek weer zelfstandig, maar de poorterijen bleven bij Overschie. Om een bestuurschaos te voorkomen werd de regering niet direct ontslagen, maar bleef voorlopig aan tot in het jaar 1817 de regering werd vernieuwd. De schoutstitel kwam toen weer terug en er werden twee assessoren benoemd. De titel van schout werd pas in 1825 definitief in die van burgemeester veranderd; de benaming assessor veranderde in 1851 in die van wethouder. Sedertdien vonden er geen grote veranderingen meer plaats, totdat de gemeente Overschie op 1 augustus 1941 ophield te bestaan door de annexatie van haar grondgebied door de gemeente Rotterdam.
Blijkens de Enqueste van 1494 telde Ouderschie ongeveer 65 haardsteden, onder mededeling dat er ten tijde van de dood van hertog Karel (in 1477) drie maal zoveel waren geweest; door de oorlog met Rotterdam was het dorp grondig verwoest. Het bleef achteruitgaan, want de Informacie van 1514 meldt een vermindering tot 59. In 1623 moeten er 128 huizen zijn geweest. Bij een volkstelling, gehouden op 28 oktober 1795, zag men het volgende resultaat: in totaal een bevolking van 1412 zielen, waarvan 1126 in Overschie en 286 in Hogenban; de poorterij van Delft echter niet medegerekend. Een overzicht uit 1802 geeft een totaal van 1389 inwoners, ondergebracht in 220 huizen - slechts 92 meer dan in 1623. In 1850 bedroeg het aantal inwoners van Overschie en Hogenban 2522 zielen; het verdubbelde tot 5028 in 1920. Sedertdien steeg het inwonertal sterk door de vestiging van forensen. Op 1 januari 1941 bedroeg het aantal inwoners 11275.
Het ambacht Overschie en Hogenban lag gedeeltelijk in Schieland en gedeeltelijk in Delfland. Tot het gebied van het hoogheemraadschap Delfland behoorde de polder Schieveen, welke in 1786 is drooggemaakt na de vervening. De zuidgrens van deze polder werd gevormd door de Doenkade, tevens de landscheiding tussen Delfland en Schieland. Tegelijkertijd werd consent gegeven voor de droogmaking van de polders Zestienhoven en Oudendijk, later genaamd Rijs en Daal. Het niet drooggemaakte gebied van deze polders noemde men de Bovenpolder.
Voorts was er de Nieuw- of Kleinpolder, welke in zeer oude tijden de Nieuwe Spaensche Polder laatste in 1787 de eerste stoombemaling kreeg op initiatief van Steven Hoogendijk. Het gehele ambacht Hogenban vormde de Spangensepolder, welke weer uit verschillende blokken bestond, o.a. de Hoge Hem, welke in 1425 werd omkaad. De eigenlijke Spaensse Polder bestond uit een strook grond, welke gelegen was tussen de Delfshavense Schie en de Watering. Tot aan het einde van de 15e eeuw was Overschie de zetel van Schieland; op last van de Bourgondische hertogen werd deze naar Rotterdam verplaatst.
Het waterstaatkundig ambacht der 64 hoeven was eigenlijk niets anders dan het ambacht Overschie. Het lag gedeeltelijk onder Delfland en gedeeltelijk onder Schieland en bezat belangrijke eigendommen, voor onheuglijke jaren bijeengebracht door de "64 hoeven" van 30 oude morgen elk, waaruit het ambacht gerekend werd te bestaan. Dit klopt inderdaad, daar de oppervlakte van het ambacht Ouderschie 1920 morgen telde. Tot het grondgebied van de 64 hoeven werden gerekend de polders Schieveen, Zestienhoven, Oudendijk, Kleinpolder en Blijdorp onder de jurisdictie van Overschie, benevens Akkersdijk en de Tempel. Het bestuur werd vertegenwoordigd door een ambachtsbewaarder en de molenmeesters van Schieveen, Zestienhoven en Oudendijk. De rekeningen, die werden opgemaakt, heetten Crooghrekeningen; deze benaming is waarschijnlijk afkomstig van de plaats, waar de rekening werd opgemaakt, nl. een herberg te Overschie, genaamd ,,de Swaen".
Op kerkelijk gebied ressorteerden onder de parochiekerk van Overschie het gebied van Overschie, Hogenban, de poorterijen van Delft en Rotterdam, Akkersdijk en Vrouwenrecht, Schiebroek, Beukelsdijk, Cool en Mathenesse.
Het volledig ontbreken van de notulen van de gemeenteraad en van burgemeesters en assessoren over de periode 1814-1850 en de uitdunning der ingekomen stukken uit dit tijdvak had tengevolge, dat de preciese data voor de ambtsperioden van bepaalde functionarissen moeilijk waren vast te stellen.
Geschiedenis van het archief
Inhoud en structuur van het archief
Verantwoording
Aanwijzingen voor de gebruiker
Opmerkingen openbaarheidsbeperkingen
Verwant materiaal
Verwant materiaal
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

Kenmerken

Datering:
1548-1941
Beschrijving:
Inventaris van het archief van het ambacht en de gemeente Overschie, 1548-1941
Auteur:
J.G.B. Nieuwenhuis
Plaats van uitgave:
Rotterdam
Jaar van uitgave:
2006
Overheid of particulier:
Overheid
Auteursrechten:
U hebt toestemming tot bewerken en verspreiden van de documenten voor zover de gemeente rechthebbende is. Voor overige documenten vraagt u toestemming aan de houder van de auteursrechten. Gebruik van de documenten is daarom voor eigen risico
Geografische namen: