Zoeken in archieven

Leendert, Jacobus en Cornelis Droog, kinderen van Andries Leenderts Droog en Maria Jans van der Slang, ten eerste uit hoofde van hun erfdeel van hun vader, alsmede van hun zuster Magteltje Andriesse Droog, wonende binnen de stad Rotterdam. Gerrit Willemse van Rijn, Cornelis Janse Berkel en Jan Aalbregtse Droog, Schout en weesmannen alhier en aangesteld als voogden over Leendert Andriesse Droog de Jonge, zoon uit het tweede huwelijk van Andries Leendertse Droog en Pieternella van der Kade en diens erfenis. Cornelis Vermeulen en Jan Willemse Overvest als Schout en gezworenen tot voogd over Leendert Droog de Jonge, vanwege zijn erfdeel van zijn vader Andries Leendertse Droog en hebben samen in eigendom vijf delen van de woning en landen. Arent Sandvliet, bouwman in het Noordeinde binnen deze Heerlijkheid en gehuwd met Pieternella van der Kade en heeft uit dien hoofde haar erfdeel in de woning en landen. Zij heeft haar erfdeel zijnde het vijfde deel van de woning, schuren, bergen, met negen en twintig morgen en vijfhonderd roede verhuurd aan de de comparanten ingaande mei 1742 en voor vier jaren tot kerstmis 1746 voor het bedrag van zevenhonderd vijf en negentig gulden. De kinderen behouden de optie om elke de twee jaren te verlengen en hebben de mogelijkheid om veengrond te verkopen.
zie akten 58 t/m 63 betreffende de erfenis van Andries Leendertse Droog