Zoeken in archieven

Josue (Josuah) Phillips, koopman, verklaart op verzoek van Thomas Causton, dat hij eergisteravond met Causton na een bezoek aan de herberg Charloos naar Adriaen Wagensvelt, waard in de Toelast, is gegaan en daar gesproken heeft over de koopprijs van het woonhuis van Causton. Wagensvelt wil 12.000 gulden (4.000 gulden contant en de rest voor 400 gulden per jaar) voor het huis geven. Causton gaat hierop in, mits zijn vrouw het ook goedvindt. Notaris Johan Cool is inmiddels aangekomen i.v.m. de verkoop. Er wordt op gewezen, dat de vrouw van Causton nog toestemming moet geven. De vrouw van Causton vraagt naar de rente op de schuld, maar daar is niet over gesproken. De vrouw wil nu niet verkopen. Zij neemt haar man mee naar huis. Hij is dronken en niet in staat om een goede beslissing te nemen. Wagensvelt zegt Phillips dat Causton de coopcedulle heeft getekend en vraagt hem die als getuige te ondertekenen. Phillips wijst hem op de voorwaarde van de goedkeuring van de vrouw van Causton en ondertekent niet. Phillips vraagt Cool en Wagensvelt de handtekening te mogen zien, wat hem wordt geweigerd. Zie ook aktenr. 219.