Zoeken in archieven

Cornelius Licochton, predikant, als man van Anna Graeflandt, nagelaten dochter en erfgenaam voor de helft van Cornelis Graeflant de oude, in zijn leven gewoond hebbend te Amsterdam, bekent dat hij geen recht of aanspraak kan maken op een zeker aandeel van 1050 gulden in de West-Indische Compagnie, de kamer van Amsterdam, die de broer van zijn vrouw, genaamd Cornelis Graeflant, bij de verdeling van de door zijn genoemde schoonvader achtergelaten boedel in bezit heeft gekregen. Hij verzoekt dat het betreffende aandeel wordt overgeboekt op de naam van zijn zwager.