Zoeken in archieven

D.d. 21 juni 1661 heeft Nicolaes Baelde, koopman te Rotterdam en tegenwoordig wonende in 's Gravenhage, nu wonende in 's Gravenhage, zich bij Focco Schouten, notaris in 's Gravenhage, borg gesteld voor Johannes Smits, zijdenlakenkoper in 's Gravenhage, de heer Mijtens, zadelmaker, Andries Hercules, zadelmaker, Andries de Haen schilder, en Jacob van der Spijck, schilder, om 2 karossen met toebehoren door Claes Jacobsen, schipper op het boeierschip de Vos, naar Londen in Engeland te vervoeren. Ze zullen niet aan ritmeester Howart voor de hertog van York geleverd worden, voordat de schipper het geld voor de karossen ontvangen heeft. De 2 zadelmakers beloven de karossen op 24 juni te Rotterdam aan het genoemde schip af te leveren. Als dat niet gebeurt, dan zullen zij aan Baelde voor de scheepsvracht tot Londen elk 14 pond sterling betalen. Als de karossen niet in Engeland geaccepteerd worden en teruggebracht worden dan zal Adriaen Schuilenburgh, solliciteur in 's Gravenhage, de genoemde 14 gulden voor de heenreis, maar ook hetzelfde bedrag voor de terugreis aan Baelde betalen.
D.d. 3 mei 1662 verklaart bij deze notaris Cornelis Maes Andries de Haen, wonende in 's Gravenhage, die zegt dat hij een machtiging heeft van de andere personen, die in bovenstaande akte worden genoemd, aan de ene kant en Nicolaes Baelde, koopman alhier, aan de andere kant dat zij onenigheid hebben over bovenstaande borgstelling. Om verdere onkosten in verband met een proces voor het Hof van Holland te voorkomen komen partijen het een en ander overeen, wat betreft het betalen van een bedrag door Baelde aan De Haen, de inbeslagname, de karossen en de paarden die op stal staan bij Jan Pietersz in het Voorhout en een obligatie van 15.000 gulden.