Zoeken in archieven

Neeltgen Adryaensdr den Haen weduwe van
Dirck Adryaensen Bloockgis
en
Adryaen Adryaensz den Haen
droochscheerder,
erfgenamen van haar broer, resp. zijn oudoom, wijlen
Pieter Adryaensz den Haen,
verklaren dat genoemde Pieter Adryaensz den Haen bij
testament gepasseerd op 03.10.1605 t.o.v.
Willem Pieck
notaris,
aan zijn natuurlijke zoon
Adryaen Pietersz den Haen,
enige obligaties heeft gelegateerd met de bepaling dat deze
bij kinderloos overlijden van laatstgenoemde worden geerfd
door testateurs naaste bloedverwanten.
Aangezien Adryaen Pietersz den Haen inmiddels is overleden
zonder kinderen na te laten zijn comparanten nu gerechtigd
in de bewuste waardepapieren en zijn zij overeengekomen deze
als volgt te delen.
Aan Neeltgen Adryaensdr de Haen:
een rentebrief groot 200 gulden, verleden door wijlen
Trijntgen Symonsdr,
t.b.v. Adryaen Pietersz den Haen op 05.06.1617, plus een
rentebrief groot 200 gulden, ten laste van de stad Rotterdam
d.d. 28.11.1628.
Totaal, inclusief verlopen rente, 454 gulden en 6 stuivers.
Aan Adryaen Adryaensz den Haen:
een obligatie t.l.v.
Jop Cornelisz Raets, of Jop Cornelisz Reets
loyer,
groot 250 gulden, plus een obligatie op 31.05.1629
gepasseerd door
Johan van Hoogendorp,
namens de vroedschap, groot 182 gulden.
Totaal, inclusief verlopen rente 434 gulden en 12 stuivers.
Het verschil van 19 gulden en 14 stuivers dat Adryaen
Adryaensz den Haen te weinig heeft ontvangen blijft in de
gemene boedel onder beheer van
Jan Claesz van Aeckermonde
wonende
Lombertstraet,
met nog een obligatie groot 280 gulden, gepasseerd door Jan
van Hoogendorp, en alle maandgelden e.d. die Adryaen
Pietersz den Haen nog tegoed heeft van de
Oost Indische Compagnie.