Zoeken in archieven

Fop Adriaensz verklaart dat de ambachtsheer van IJsselmonde Philips, vrijbannerheer van Merode, Petershem, etc. heeft toegestaan dat Fop in de westmuur van zijn huis bij de gang van het molenhof van de ambachtsheer een half kruis- of bolkozijn met 2 ramen zonder openslaande vensters mag maken en achter op zijn kamer op het westen een kloosterkozijn boven met een raam en onder met een opengaand venster mag zetten. De grootte heeft Fop met de ambachtsheer vastgesteld; de ambachtsheer kan altijd gelasten de vensters met stenen dicht te metselen. Alles in overeenstemming met de akte van consent d.d. 10 juli 1603 tussen wijlen de ambachtsvrouw, moeder van de ambachtsheer, en Arije Jacobsz, vader van Fop Adriaensz.
Onderaan deze akte wordt vermeld dat d.d. 3 november 1625 de rentmeester van de heer van Merode, overeenkomstig bovenstaande akte, aan Fop Adriaensz alsnog toegestaan heeft in het westen beneden in zijn huis een bolkozijn met een opengaand venster en nog een vierkant raampje in de hoeken te mogen zetten.
N.B. Op de rechter bladzijde is een los briefje bijgevoegd, waarin de datum 10 juli 1603 en de naam Fop van Driel wordt genoemd.