Om publiciteit te trekken stuurt organisator Jac. Kleiboer (1898-1984) vlak voor de opening van de Floriade een postkoets naar Turkije om tulpenbollen op te halen. Dat blijkt een slimme zet, want de nationale en internationale pers volgt de reis op de voet.

De tocht van de Floriadekoets is een knipoog naar de reis die Vlaming Ogier Gisleen van Busbeke ooit maakte. Rond 1560 verbleef deze diplomaat en geleerde een tijdje in Turkije, waar hij kennis maakte met de tulp. Met de zaden en bollen die hij daar vandaan meenam en later aan de beroemde botanicus Carolus Clusius gaf, zou hij aan de wieg hebben gestaan van de Nederlandse bloembollencultuur.

Haver, hooi en hoefijzers

In 1960 gaat de heenweg met vrachtwagens, vijf in getal. Behalve de koets, tien paarden en vijftien begeleiders, moeten er namelijk 70 zakken haver, 40 balen hooi en 160 hoefijzers mee. Aangekomen in Istanbul worden de eerste vier paarden voor de koets gespannen. Op 30 maart begint dan de reis terug naar Nederland. Bij het verlaten van de stad wordt de koets uitgezwaaid door duizenden Turken. [tekst loopt door onder de foto's]

Koets enthousiast onthaald

De 3404 kilometer lange route die de koets aflegt loopt via de Balkan, Oostenrijk en Duitsland. Bij vrijwel iedere tussenstop krijgt de karavaan een enthousiast onthaal van de lokale bevolking, aldus de berichtgeving in de kranten. De pers meldt echter ook ontberingen en tegenslagen, zoals het overlijden van een van de paarden, assen die dreigen te bezwijken op de beroerde wegen bij de Turks-Griekse grens en de brandende zon in Joegoslavië. Desondanks komt de Floriadekoets op 4 mei heelhuids aan bij de Nederlandse grens.

Vaste plek op tentoonstelling

In eigen land gaat de route via onder meer Utrecht en Leiden, waar de Hortus Botanicus wordt aangedaan, naar Rotterdam. Daar arriveert de koets op 7 mei 1960 bij de hoofdingang van de Floriade naast museum Boijmans van Beuningen. Als alle officiële plichtplegingen voorbij zijn, krijgt het rijtuig een vaste plek op het tentoonstellingsterrein, waar het tot het eind blijft staan.