Over de koudste winter kun je lang twisten. Die van 1962-1963 staat hoog in de ranglijst. Op veel plaatsen in Nederland zou het bijna drie maanden achtereen elke dag vriezen. Het was vooral de lange duur van de winter die bijzonder was. Ook het oorlogsjaar 1942 had een record: op 26 januari van dat jaar kwam het kwik in De Bilt niet hoger dan -11,4 °C, en in de daaropvolgende nacht koelde het er af tot -24,8 °C, de laagste maximum- en minimumtemperatuur ooit op het hoofdstation van het KNMI gemeten. Voor meer strenge winters in Rotterdam moet je terug naar de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Toen was het zo koud dat de Maas dichtvroor.
De Spaansekade is in 1637 zo genoemd omdat hier op 31 januari 1608 de Spaanse afgezant markies Ambrogio Spinola voet aan wal zette. Spinola, onderweg naar de Admiraliteit van de Maeze om daar onderhandelingen te voeren die het Twaalfjarig Bestand zouden inluiden, kwam vanuit Dordrecht over het ijs van de Maas Rotterdam binnen. Naast een delegatie onderhandelaars en soldaten bestond zijn gevolg uit 40 paarden met bepakking, 9 muilezels, 4 koetsen en 150 sleden vol met bagage. Zo’n strenge vorst was in geen 40 jaar voorgekomen. Het ijs van de Maas was zo dik dat er wel 40 tenten stonden waar van alles werd verkocht. Tot aan Delfshaven reed men met paard en wagen over het ijs.