De aanval op Rotterdam begon al op 10 mei 1940. Om Rotterdam, en daarmee ook Nederland, tot overgave te dwingen, werd de stad op 14 mei 1940 zwaar gebombardeerd. Het onderzoek richt zich primair op de slachtoffers van dit bombardement. Van de personen die in Overschie, Schiebroek, Schiedam/de Hoeksche Waard omgekomen zijn bij de Duitse bombardementen op dezelfde dag en slachtoffers die bij de oorlogshandelingen in en rond Rotterdam omkwamen in de periode 10-13 mei wordt een apart overzicht gemaakt. Naar verwachting is de lijst met slachtoffers als gevolg van het bombardement van 14 mei 1940 begin april 2022 online beschikbaar.

Wanneer is iemand een slachtoffer?

In het onderzoek is gekozen voor een brede benadering van het begrip slachtoffer. Op deze manier kunnen verhalen en getuigenverslagen zo goed mogelijk in beeld worden gebracht, ook in het belang van de nabestaanden.

Er is gekozen voor drie categorieën slachtoffers. Personen die:

  • Direct omkwamen bij het bombardement of de daarop volgende branden of die daarbij zodanig ernstig gewond raakten dat zij later aan die verwondingen overleden;
  • het bombardement ongeschonden zijn doorgekomen maar die bij het helpen van anderen, om het leven zijn gekomen;
  • onder bijzondere omstandigheden, die zich niet hadden voorgedaan zonder het bombardement, omkwamen. Bij de categorie-indeling is ook onderscheid gemaakt tussen burgerslachtoffers en gesneuvelde militairen.

Wij weten dat over een langere periode mensen overleden zijn ten gevolge van het bombardement of dood onder het puin werden gevonden. En dat roept de vraag op

tot welke periode na het bombardement nog gesproken kan worden over een slachtoffer als gevolg van het bombardement? Voor het onderzoek is 1 november 1940 als scheidslijn gekozen. Dat is de datum waarop het puinruimen werd beëindigd.

Dat betekent dus dat het stadsarchief omgekomen personen als een slachtoffer van het bombardement beschouwt als een persoon voldoet aan de criteria voor het slachtofferschap en voor 1 november 1940 is overleden of overleden is gevonden.


Aanpak onderzoek

Allereerst is nagegaan welke informatie bekend is over het bombardement op 14 mei 1940.

  • Rond 10.00 uur vlogen Duitse toestellen bombarderend en mitraillerend over Hoek van Holland. Er sneuvelden vier militairen.
  • Omstreeks 11.30 uur vielen opnieuw bommen en vlogen kogels door de straten. Drie burgers en drie Nederlandse soldaten vonden de dood.
  • Vrijwel gelijktijdig werd Schiedam, de Parallelweg en omgeving, getroffen door zeventig Duitse bommen. Elf burgers en vijf militairen kwamen om het leven.
  • In dezelfde luchtaanval werden bij Nederlandse stellingen bij Schiebroek zesentwintig bommen afgeworpen, met als doel om de druk te verminderen op in Overschie omsingelde Duitse troepen.
  • Het bombardement op Rotterdam vond plaats in een tijdbestek van amper een kwartier. Namelijk van 13.27 uur (toen de eerste bommen op Kralingen vielen) tot 13.40 uur.

Vervolgens zijn verschillende bronnen onderzocht en met elkaar vergeleken. De gebruikte bronnen zijn:

  • Overlijdensakten en, indien aanwezig, de verklaringen van de lijkschouwer: hierbij wordt gekeken naar het tijdstip en de oorzaak van overlijden.
  • De registers van verschillende begraafplaatsen
  • De bommenkaart: welke straten en panden zijn door bommen en branden getroffen.
  • Krantenartikelen
  • Bidprentjes, rouwkaarten en rouwadvertenties
  • Slachtofferlijsten van specifieke locaties: bijvoorbeeld van de Strafgevangenis Noordsingel en De Doelen aan de Coolsingel.
  • Politieverslagen
  • Verhalen en bewijsstukken nabestaanden
  • Bevolkingsreconstructie Rotterdam vanaf 1811
  • Bestaande literatuur