De hulpgoederen

Uit het politieverslag over het weekend van de ramp:

’s Avonds reeds werden er in diverse stadswijken inzamelingen gehouden van kleding en voedsel voor de getroffenen. We zagen stoeten auto’s langs de huizen trekken en vele vrijwilligers belden aan. Het was ontroerend te zien hoe gul men de slachtoffers bedacht. De goederen waren bestemd voor de Ahoy’hal, maar de ruimte was weldra te klein, zodat de Rivièrahal als opslagruimte gebruikt moest worden.

Ook de Rivièrahal bleek al snel te klein, al op maandag 2 februari werd een tweede hal ingericht, bij de Rotterdamse Stuwadoors Maatschappij Furness aan de Maashaven.  Nog diezelfde dag zijn ook de loods Oriënt aan de Waalhaven en de loods Pakhuismeesteren aan de Wilhelminakade nodig.

Goederen uit heel het land

De stroom goederen was overweldigend. Heel goed bedoeld, maar niet heel effectief. Op dinsdag 3 februari werd bij de politiecentrale gemeld dat er 25 vrachtwagens onderweg zijn vanuit Doetinchem met in totaal 80 ton goederen speciaal voor Middelharnis. Dit dorp is dan echter nog niet te bereiken via de weg en dat zal ook nog weken zo blijven. Ook deze vrachtwagens werden naar de Rivièrahal gedirigeerd.

Noodkreet

Een deel van de goederen, vooral kleding en ander textiel, bleek onbruikbaar. De spullen moeten allemaal gesorteerd worden voordat ze uitgedeeld kunnen worden. In de diverse pakhuizen en de Rivièrahal waren vrijwilligers dag en nacht bezig om alles in goede banen te leiden. Het Rode Kruis gaat op 5 februari op zoek naar opkopers om zo snel mogelijk van die goederen die echt te slecht zijn af te komen, de ruimte was nodig voor nieuwe aanvoer. De stroom goederen uit binnen- en buitenland bleef maar komen. Op 9 februari werd een noodkreet naar het gemeentebestuur gestuurd: er zijn veel te veel goederen. Twintig procent van het textiel is lompen, zestig procent is ‘redelijk’ en twintig procent is uitstekend. Maar er was geen ruimte meer om dat uitstekende goed uit te sorteren. Er dreigde zelfs broei te ontstaan in de enorme stapels kleding en beddengoed, waardoor alles onbruikbaar zal worden. 

kaartje van de Rivièrahal met goederenstroom
Goederenstromen in de stad

In het Groot Handelsgebouw werd een uitdeelpost voor kleding en andere benodigdheden ingericht, waar evacuees zich konden melden. De evacuees konden voorzien worden van nieuwe kleding uit de twintig procent als ‘uitstekend’ gesorteerde kleding. Maar wat moest er gebeuren met de andere tachtig procent?

Mensen in de rij voor een uitdeelpost

Onenigheid

Daarover ontstaat een grote rel. Was er eerst al onenigheid tussen een aantal ambtenaren van de gemeente en de organisatie van het Rode Kruis over wie de leiding had bij het sorteren en uitdelen van de kleding, nu ontstond er een ruzie over de bestemming. Een aantal mensen die zich over de hulpgoederen ontfermden, vond dat de bruikbare kleding en spullen moesten worden uitgedeeld aan arme Rotterdammers. Anderen meenden dat alles moest worden verkocht aan lompenhandelaars om de opbrengst in het landelijke rampenfonds te kunnen storten. Ook was er een vage beschuldiging dat de middenstand van Rotterdam tegen het uitdelen aan arme Rotterdammers zou zijn, omdat de kledingmarkt dan zou instorten. De PvdA stelde er zelfs vragen over in de gemeenteraad.

Uiteindelijk hakte het landelijk bestuur van het Rode Kruis half maart de knoop door: ieder gezin in het rampgebied kreeg een textielpakket, en de rest werd door het Internationale Rode Kruis elders in de wereld uitgedeeld.

 
Buitenlandse hulpgoederen

Meer lezen:

Archief van J.G. van der Ploeg, wethouder

- Inventarisnummer 111: Coördinatie van de inzamelactie van hulpgoederen ten behoeve van de getroffen personen van de watersnoodramp, in samenwerking met het Rode Kruis