Opvang van evacuees

Als eerste werd een aantal mensen uit de wijk Feijenoord, uit Rotterdam zelf, geëvacueerd uit hun ondergelopen huizen. Het Feyenoordstadion was droog gebleven, en daar werden de evacuees dan ook heen gebracht. Al snel werd echter duidelijk dat er veel meer evacuees aan zouden komen. Uit de omliggende gemeentes zoals Rhoon en Zuidland, maar ook van verder weg, van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse Eilanden. 

Nog diezelfde dag werd de toenmalige Ahoy-hal (een tijdelijke tentoonstellingshal op het terrein waar nu het Erasmus Medisch Centrum staat) ingericht voor opvang van de vele duizende mensen uit zuidwest Nederland. 

Evacuees worden begeleid naar het Feyenoord stadion

Citaat uit het politierapport over het weekend waarin de ramp plaatsvond:

’s Morgens reeds kwamen er berichten binnen, dat er geëvacueerden uit de noodgebieden naar Rotterdam zouden komen. Uit IJsselmonde hadden velen een tijdelijk onderdak gevonden in het Stadion Feyenoord.

Later kwam een melding, dat er 1500 daklozen uit Zuidland naar de Ahoy’-hal zouden komen. Enige honderden kwamen inderdaad aan. ’s Avonds kwamen nog enige honderden uit Simonshaven.

Opvanglocatie Ahoy

In de Ahoy-hal werden onder andere padvinders ingezet om de hal gereed te maken voor overnachting. Het Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen werd gevraagd om maaltijden te verzorgen. Het hoofdkantoor van het Rode Kruis in Den Haag en het Ministerie van Defensie boden stretchers en dekens aan, die diezelfde avond nog arriveerden. In de nacht van 1 op 2 februari overnachtten ongeveer 850 mensen in de grote hal van Ahoy. In het Feyenoordstadion werden die dag 591 personen opgevangen.

Hulptroepen

Op maandag 2 februari kwam de evacuatiestroom pas goed op gang. Ook de hulp arriveerde vanaf die dag in grote getalen. In het dagrapport van de politie is dit te lezen. Soldaten uit heel het land kwamen naar Rotterdam en ook de rijkspolitie en de scouting meldden zich bij het hoofdbureau.  Daarnaast waren er veel burgers die wilden helpen. Door de grote toestroom van al deze mensen ontstonden er opstoppingen, want veel organisatie was er nog niet. Om 12 uur op maandagmorgen volgde al het bevel: “Er worden geen mensen meer verwezen naar het Rode Kruis aan de Parklaan. Op heden heeft noch de Politie nog het Rode Kruis extra hulpkrachten nodig”.  Om 2 uur ’s middags werd dit bericht ook via de radio en de pers verspreid.

Tegelijkertijd waren er de onvermijdelijke ramptoeristen. Aan het eind van de ochtend kwam dit bericht binnen bij de politiecentrale: “Dokter Les heeft politieversterking gevraagd voor Ahoy' omdat het binnenbrengen van zieken op brancards belemmerd wordt door nieuwsgierigen”.    

Evacuees uit Zeeland en Goeree-Overflakkee

Op dinsdag 3 februari dacht men even dat het Feyenoordstadion niet meer nodig was en dat men genoeg had aan de Ahoy-hal .  ’s Middags kwamen echter steeds meer schepen met evacuees uit Zeeland en Goeree-Overflakkee aan en bleef het stadion toch in gebruik. Wel werden alle mensen die nog in het noodhospitaal in het stadion lagen, zo’n honderd mensen, overgebracht naar de Rotterdamse ziekenhuizen en rusthuizen. Inmiddels gingen de eerste evacuees naar familie elders in het land of naar opvang bij mensen thuis. De Nederlandse Spoorwegen zorgde voor gratis vervoer.

Hoog bezoek

Op diezelfde dag bracht koningin Juliana een bezoek aan de evacuees. Zij arriveerde onaangekondigd en zeeverkenner Karel Heil die bij de ingang stond, herkende haar in eerste instantie niet. Zij vroeg hem haar rond te leiden, en kon zo een tijdje zonder opgemerkt te worden rondwandelen in de hal en met mensen praten. Daarna bracht ze ook nog een bezoek aan het Feyenoordstadion. Het bezoek werd, volgens een rapport van Sociale Zaken, zeer op prijs gesteld door zowel de helpers als de slachtoffers.

Hoogtepunt

Op 21 februari 1953 verbleven er 13.113 evacuees in Rotterdam: het hoogtepunt. Op 15 juni, dus bijna vier maanden later, waren er nog altijd 2.282 evacuees die door de gemeentelijke sociale dienst ondersteund werden. In de NRC van 28 februari stond dat er in Rotterdam zelf 3.000 inwoners een extra brandstoftoeslag van vijftien gulden hebben gekregen “om hun huizen droog te stoken”. Mensen uit Rotterdam die schade hadden geleden en kleding, beddengoed of ander meubilair hadden verloren, konden zich melden bij de Sociale Dienst. In 1954 maakt Rotterdam de balans op: er is in totaal een bedrag van 1.824.653,39 gulden aan uitkeringen uitgegeven. 

Meer lezen:

Archief van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken:

- Inventarisnummer 616 Stukken betreffende de zorg voor de slachtoffers van de watersnoodramp van februari 1953

- Inventarisnummer 618 Rapporten betreffende evacuatiewerkzaamheden naar aanleiding van de watersnoodramp

Handschriftenverzameling van de gemeente Rotterdam, aanvulling 1997-2002

- Inventarisnummer 311 Kort verslag van de Leidersvergadering betreffende de opvang van evacuees uit het gebied van de Watersnoodramp

Evacuees